Waarom je de baby nooit met het badwater moet weggooien —en wat dan wél.
Snoeien doet groeien… maar wat als je per ongeluk de hele boom kapt?
Ik stond in mijn werkkamer. Klaar om mijn laptop open te klappen en mijn online agenda open te gooien. Mijn diëtistenjas hing aan de kapstok —klaar om weer aangetrokken te worden.
Maar ik wist: dat gaat niet meer gebeuren.
Niet vanwege de fijne cliënten. Niet vanwege voeding an sich. Maar vanwege de snelheid van werken, het altijd AAN-staan, en de constante ruis die me afleidde van de vraag die onderhuids al langer sudderde:
"Wat wil ík eigenlijk?"
Dus hing ik mijn diëtistenjas aan de wilgen. En papier (of social media) klonk dat als een bewuste keuze: een volwassen beslissing.
Maar zo voelde het TOTAAL niet.
Het voelde alsof ik alles kwijtraakte wat ik in 12 jaar had opgebouwd. Alsof ik een wedstrijd had verloren zonder te weten dat ik überhaupt had meegedaan.
En ineens was daar de leegte. Mijn inbox bleef leeg. Geen consulten meer om voor te bereiden. Geen gesprekken meer met collega’s. De eerste dagen voelde het als een lange uitademing —maar al snel werd de stilte beklemmend.
Mijn titel, mijn werk, mijn expertise. Het had altijd deel uitgemaakt van hoe ik mezelf zag. En toen?
Ik voelde me een nobody.
Waar hoorde ik nu bij? Wie was ik, als niemand meer op mij zat te wachten? Ik had eindelijk gedaan waar ik al maanden “op aan het kauwen was”… Dus waarom voelde het alsof de grond onder me vandaan was geschoven? Alsof ik halverwege een pad was, vol vertrouwen begonnen, en toen trok de dikke mist op. Ik keek vaak achterom, maar het oude pad was niet meer zichtbaar. Terwijl ik voor me uit alleen maar grijze leegte zag. Geen bordjes, geen richting, alleen de vraag: hallo… waarheen?
Ik voelde me niemand —in niemandsland*.
En misschien herken je het wel…
Je staat op een kruispunt.
Je neemt afstand van iets wat niet meer werkt.
Of je laat een oude overtuiging los.
En ineens voelt het niet als een bevrijding, maar als verlies.
Want als je stopt met iets dat ooit een groot deel van je leven was, wie ben je dan nog zónder dat deel?
Hier komt ”het gevaar” van radicaal loslaten om de hoek kijken.
Je gooit niet alleen weg wat jouw belemmert, maar ook wat waardevol was.
Je brandt alles af, zonder te kijken welke delen nog wél vruchtbare grond zijn.
Radicaal loslaten voelt als een shortcut. Gewoon in één klap de deur dichtdoen —klaar. Geen twijfel meer. Geen ongemakkelijke tussenfase.
Maar échte nuance vraagt moed.
De moed om ergens in het midden te blijven hangen, zonder duidelijke uitkomst. Het ongemak van “nog niet weten” te verdragen. En dat is precies waarom we vaak liever verbranden dan verfijnen.
Dat is ook waar het gezegde "de baby niet met het badwater weggooien” over gaat.
Je wil het negatieve uit je leven bannen, maar onderweg is er grote kans dat je ook verliest wat nog wél goed en belangrijk is.
Radicaal opruimen voelt ergens ook als grip krijgen op chaos —een schone lei. Maar vaak is het géén keuze vanuit helderheid, maar vanuit paniek. Een manier om iets definitief af te sluiten, omdat het minder moeite kost dan een nieuw evenwicht vinden —dit laatste kost meer tijd, aandacht en vraag wat energie.
Het gebeurt echter vaker dan je denkt, want dit patroon zie je overal:
Voeding —mensen die ineens 100% carnivoor gaan eten en daarmee ook groenten en fruit radicaal schrappen.
Sociale media —mensen die stoppen met Instagram omdat het ‘teveel’ is, maar daardoor ook de waardevolle contacten uit het oog verliezen.
Onderwijs —ouders die het schoolsysteem in twijfel trekken en daardoor alles afwijzen, ook de goed georganiseerde structuren.
Geloof —wedergeboren christenen die zich fel afzetten tegen alles wat met “spirituele groei” en ontwikkeling te maken heeft. Zo verbrak ik vriendschappen, niet omdat die mensen slecht waren, maar omdat hun context me herinnerde aan iets waar ik niets meer mee te maken wilde hebben.
Maar achteraf zag ik een patroon:
Niet alles in die fase van mijn leven was fout.
Niet alles moest weg.
Het is één ding om het onkruid te verwijderen.
Maar als je daarbij ook de wortels van iets moois uittrekt, verlies je veel meer dan nodig is.
Dus ja… wat dan wél?
Snoeien is nodig, maar met beleid. Niet alles hoeft radicaal weg. Probeer ruimte te creëeren om te onderscheiden wat je wil opruimen en wat mag blijven. Je mag kiezen wat wél waardevol is.
Loslaten is niet hetzelfde als opgeven of vernietigen. Soms is afstand nemen nodig, zodat helderheid kan ontstaan. Het betekent echter niet dat je álles moet verwerpen.
Onderscheid leren maken is een vaardigheid. En zoals met alle vaardigheden wordt je er beter in als je het oefent (en traint). Vraag jezelf dus regelmatig af: wat wil ik écht achterlaten? En wat ik wil op een nieuwe manier meenemen? Hoe kan ik me tot deze nieuwe vorm verhouden?
En als je nu op een punt staat waar je voelt dat er iets moet veranderen…
Weet dan: je hoeft niet alles weg te gooien om opnieuw te beginnen.
Soms is het genoeg om met een frisse blik te kijken naar wat er al is.
En weet je nog die diëtistenjas? Die hangt nog steeds in de kast. Niet omdat ik hem ooit nog ga dragen, maar omdat ik heb geleerd dat niet alles hoeft te verbranden om verder te kunnen. Soms mag iets gewoon blijven, als herinnering aan wie je was —zonder dat het bepaalt wie je bent of wordt.
En jij? Wat ligt er nog in jouw kast waarvan je dacht dat je het weg moest doen, maar dat eigenlijk mag blijven?
Dank je wel voor het lezen.
Liefs, Saraï
*ik reflecteerde eerder op niemandsland, je kunt de publicatie “welkom in niemandsland, daar waar je leert zien wie je werkelijk bent” hier lezen.